Snel naar : Lustrumnieuws - Ledenlijst - Contact | |||||||||||||||||||
|
De Lustrumspeech van Georges Linssen Lustrumvierders van Ferguut !
Zo’n zeventig Fergutijnen en Galiënes zijn hier vandaag bij elkaar, tweederde deel van het ledentotaal. Daarmee wil ik Joop Hermsen en zijn actieve en creatieve lustruméquipe van harte feliciteren. Je zag aankomen dat het twaalfde lustrum heel bijzonder zou worden. Aan alles werd gedacht om de geesten er rijp voor te maken. Webmaster Joost Nachbahr die de moderne computertechniek zo magistraal beheerst hield ons tot in de finesses op de hoogte van de aanloop naar dit feest via foto’s, brieven, liederen en getuigenissen uit een ver en meer nabij verleden. Voorbereidende bijeenkomsten werden gehouden tot in Urmond toe. Dat plaatsje ligt niet in Irak, ofschoon de bijbelse naam Ur dat zou doen vermoeden, maar in de buurt van Sittard-Geleen. Gastvrij ontving Wim van Baal in zijn boerderij een groep Fergutijnen, waaronder ik zelf. Wim is niet alleen beheerder van het Ferguutquaestoraat. Hij is in Urmond ook een bekend en beschermd dorpsgezicht. Het latijnse motto Ferguut is een zestig jaar oude vriendenclub, die zich verzamelde onder de zinspreuk: veneranda erit semper tibi amicitia. Latijn - toen nog de taal van kerk en apotheker - was in Tilburg gebruikelijk bij het voeren van motto’s door disputen. Pallieter had de spreuk: carpe diem, de Leeuwendalers: pax optima rerum, Die Blauwe Schuite: numerus stultorum infinitus est. Er vallen er nog meer op te noemen maar die zijn wat lang en moeilijk. Het Ferguut-motto stelde vriendschap voorop. De oprichtingsvergadering heb ik niet meegemaakt. Die had plaats twee jaar voor ik in Tilburg kwam studeren. Er bestaan bij mijn weten geen documenten van die oprichtingsbijeenkomst. Misschien bevinden zich snippers in het Corpsarchief, maar rijkelijk voorzien is dat niet. Ik hoopte iets over de naamgeving te vinden. Waarom Ferguut? Ik vroeg mij namelijk af: waarom hebben de oprichters indertijd de naam Ferguut gekozen. Geen fantasienaam maar de naam van een historische, eigenlijk meer legendarische figuur. In ieder geval geen gecanoniseerde heilige of zalige, personen die men in organisatieleven toen veelal aanzocht als schutspatroon.Wisten de foundation members wel goed wie het was? In Nederland en daarbuiten heb ik nimmer een gezelschap ontmoet dat zich Ferguut noemt. Ook personen met de voornaam Ferguut - de roepnaam schijnt Fuut te zijn – ken ik niet. Maar ze zijn er buiten Nederland wel, vooral in Ierland en Schotland. Daar heten ze niet Ferguut maar Fergus. De familienaam Ferguson - zoon van Ferguut - is daar zelfs zeer verbreid. Het is, zo bleek mij, een van oorsprong Keltische woordsamenstelling en betekent zoiets als: van het goede soort. Wat dat betreft valt de meer gebruikte Grieks-Latijnse voornaam Eugenius / Eugène – van het goede geen - ermee te vergelijken. Fergutijnen zijn dus mannen van het goede soort. In die zin getuigt de keuze van de naam Ferguut van veel zelfrespect en weinig bescheidenheid. Ferguut een Teut Ik hoorde ooit van Dré Rijcken - een Ferguut-coryfee die jammer genoeg hier niet meer aanwezig kan zijn - dat hooggeleerde Neerlandici, puttende uit weliswaar vage bronnen, beweren dat de legendarische Ferguut een Belg was. Of preciezer gezegd een Vlaming, of nog nauwkeuriger een Teut. Teuten waren geen boerenkinkels, ofschoon zij daar wel van afstammen. Zij behoren tot een inmiddels uitgestorven beroepsgroep van reizende seizoenhandelaren uit de buurt van Hamont, Hasselt en Tongeren, Belgisch Limburg dus. Ze bestonden in soorten en waren op bepaalde terreinen gespecialiseerd. De rijkste onder hen waren de laken- en koperteuten. Het was een apart slag mensen: godvruchtig en royaal thuis, handig in handel en wandel, benevens goed van tongriem gesneden. Ze werden rap welvarend. Dat wekte bij de ploeterende in het trage ritme der seizoenen werkende keuterboeren, argwaan. Die verstonden bovendien de teutentaal, een soort van geheim kramerslatijn, niet en konden slechts jaloers toezien als de Teuten hun overwinst verbrasten. Dat deden ze met sloten bier, luidruchtig gezang en uitgelaten vrouwen, die opgetogen waren dat hun man hun sponde weer voor enige tijd kwam delen. Het lustrum dat wij vandaag vieren zou je dus kunnen vergelijken met dit oude, uitbundige schransgelag, het Teerfeest der Teuten. Misschien hebben de oprichters toch geweten wat ze deden. Maar Ferguut - een Teut het rondtrekken gewend - wilde meer dan alleen mensen via zijn koopwaar hun zuur verdiende penningen uit de zak kloppen. Hij zou graag ridder zijn en opgenomen worden in de adellijke elite van koning Arthur’s Tafelronde. Die gedachte kan óók meegespeeld hebben bij de naamkeuze.
Galiëne Ferguut veroverde volgens de legende na veel moeite en gehannes het Witte Schild. Met zo’n schild liep je in die tijd eigenlijk voor schut. Op een schild hoort namelijk een familiewapen te staan afgebeeld, liefst meerdere adellijke kwartieren omvattend. Maar Ferguut liet het er niet bij zitten. Hiermee komen we op een meer erotisch en dus voor iedereen begaanbaar pad. Galiëne, de vrouw waar Ferguut zijn zinnen op had gezet, was een dame de noblesse - met familiewapen dus - begeerd door velen, gekust door weinigen, door niemand beslapen. Teleurgestelde minnaars zeiden van haar: " une belle dame sans merci ": mooi maar genadeloos dus.
Maar van alle maagden en vrouwen, wilde Ferguut die ene slechts trouwen.
Het is een oud boer- en bruidverhaal, eigenlijk meer een soort van soapstory, zoals die in veel talen en verhalen staan opgetekend. Fergutijnen vergelijken zich in hun clublied dan ook met les vieux chevaliers d’amour, de hoofse liefdesridders van weleer dus. Dat waren in die tijd kuise minnaars, voorkomend en fijnbesnaard. Dat paste goed in de tijd na 1945 toen men geacht werd met zijn verloofde ’s nachts niet onder een dak te toeven. Opgericht na de Tweede Wereldoorlog ... Ferguut werd opgericht kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog. De kruitdamp was nauwelijks opgetrokken, huizen lagen nog in puin en soldaten in het gips. Koffie en levensmiddelen waren nog op de bon. Het gebouw van de inmiddels van de aardbodem verdwenen Katholieke Economische Hogeschool lag toen aan de Bosscheweg. Het was een van alle comfort verstoken inrichting met als enige luxe een somber verversingslokaal, meer de sobere refter van een armoedige kloosterorde. Elf hoogleraren waarvan drie parttime gaven de colleges en waren op veel gebieden thuis. De bibliotheek was spaarzaam voorzien. Boeken en papier waren schaars. Alleen encyclieken met de bijbehorende exegetische literatuur waren voldoende voor uitleen voorradig. Collegedictaten werden gekoesterd als kostbare Middeleeuwse handschriften. Bij al dat studeren was gezonde ontspanning noodzakelijk. Ferguut ging in die tijd regelmatig voor anker bij Jan Peijnenburg, ook genoemd Jan Kanonbal, in zijn tijd een der beste baancoureurs ter wereld. Hij had zijn prijzengeld belegd in goed lopend café op de Heuvel, Old Dutch geheten. Maar ook de Fabrieksstraat 24 b waar Piet de Roy en Leo Bergervoet huisden was een gefrequenteerd, zoals dat heette bomvrij, adres. In de zomer trokken we per fiets naar café-restaurant De Jonge Hertog in Oisterwijk, naar ik meen te weten gelegen in de buurt van het kapelletje van Maria in de Bossen, een bekende plaats van devotie waar opgroeiende, naar een man uitkijkende Tilburgse meisjes een kaars kwamen opsteken voor het bekomen van een serieuze vrijer. Mooie tijden waren dat.
|