Boemellied
1.
Geen enkele avond ben ik thuis
Joedeladeliedelee (enz.)
Mijn keelgat is een grote sluis
Ik zit hier eeuwig in de kroeg
Van 's avonds vroeg tot ’s morgens vroeg
Refrein:
Ik ben een boemelaar
Een reuze boemelaar
Zomers of winters
Mooi weer of niet
Zie ik de bleke maan
Tussen de sterren staan
Dan moet ik boemelen.
Of ik wil of niet... !
2.
Mijn hospita ben ik tot last l
Mijn vrienden vinden mij een kwast
Mijn meisje heeft het uitgemaakt
Want ik heb voor haar deur... gekwaakt.
3.
Ik zuip van baloor en verdriet
College lopen mag ik niet
Omdat ik onbehoorlijk gaap
Wanneer ik daar mijn roes uitslaap.
4.
Ik ga kapot, ik weet 't wel
Mijn ziel gaat zeker naar de hel;
Al staan de paters op hun kop
Toch geef ik nooit mijn boemel op.
naar boven
De gilde viert
1.
De gilde viert, de gilde juicht,
Wat zit gij daar en blokt en buigt
Nog over uwe boeken?
De wijsheid ligt maar in de kan,
Die z' elders zoeken wil die kan,
Doch laat hem, laat hem zoeken.
Refrein:
Het beste biertje lust hem niet,
Het liefste liedje sust hem niet,
Het mooiste meisje kust hem niet,
Hoog het glas, hoog het hart,
Hoog het lied.
2.
De beker ruist, de beker schuimt,
Sla makkers, fris en opgeruimd,
Het glas aan uwe lippen.
Die op zijn kamer koekeloert En geest-versnipp'rend dwaasheên snoert
Drinkt water als de kippen.
Refrein :
3.
Het pijpken dampt in monkelmond,
En spreidt wellustig in het rond
Studentikoze geuren.
Die steeds aan perkamenten kluift
En perkamenten geuren snuift,
Krijgt perkamenten kleuren.
Refrein :
4.
De gilde juicht, de gilde viert,
Hoera, de pet omhoog gezwierd
En nog eens hard geklonken.
De blokker ligt reeds log en loom,
Gekweld door nare blokkersdroom,
Met droge keel te ronken.
Refrein :
naar boven
De meskes van Tilburg
De meskes van Tilburg willen niks van ons weten,
Want ze noemen ons een stelletje verlopen proleten.
Refrein:
Van je hela-la-la, van je hela-La-la
Van je hé, van je hé, van je heéla-la-la
Al zijn we dan nog zo verdomd saaie pieten,
Toch zijn we de trots van de paters Jezuiten
Refrein
Al gieten we onze kelen vol bieren en wijnen,
Toch zijn we de trots van de ca-capucijnen
Refrein
Al zijn we dan soms zo zat als een pinneke,
Toch zijn we de trots van prof van Ginniken
Refrein
Als echte studenten zijn wij niet verloofd,
Maar trouwen dat zullen we, dat hebben we beloofd.
Refrein
Al hebben we vaak een verzopen smoel
Toch zijn we de trots van de Heilige Stoel
Refrein
Reciterend:
Wij doen niets dan psalmen zingen
En denken aan heel hemelse dingen.
(vlug) Van je héla-la-la
Al minnen wij het drinken en 't vullen van magen,
Toch zijn we de trots van prof. Cobbenhagen
Refrein
naar boven
De Vlaamse meisjes
De Vlaamse meisjes zijn zo rond
Van voren, ze zijn rond van voren
Vanaf de mond tot aan de kin
De Vlaamse meisjes hebben zin
Van voren. Ze hebben zin van voren.
Vanaf de kin tot aan de hals
De Vlaamse meisjes zijn zo mals
Van voren, enz.
Vanaf de hals tot aan de buik
De Vlaamse meisjes zijn zo puik
Van voren, enz.
Vanaf de buik tot aan de dij.
De Vlaamse meisjes zijn zo vrij
Van voren enz.
Vanaf de dij tot aan de knie
De Vlaamse meisjes zijn zo kies
Van voren, enz.
Vanaf de knie tot aan de voet
De Vlaamse meisjes zijn zo zoet
Van voren, enz .
En wie dit lied niet zingen kan
Die is voorwaar geen echte man
Van voren, enz. |