naar boven
Ik ben een student
1.
Ik ben een student zonder cent en berooid
En sta moederziel op de keien.
Mijn hospita heeft me m'n kast afgegooid
Omdat ik er had zitten vrijen.
Refrein :
Ze gaf me 'n geduchte sermoen
Ik weet nu wat ik eigenlijk moest doen,
Maar vóór ik me plechtig bekeer
Zing 'k nu voor de duizendste keer:
Tap maar aan, tap maar aan
't Zal me morgen wel beter gaan
Niets is schoonder ter wereld
Dan 'n biertje dat perelt
Schuimend bier doet plezier.
2.
Mijn liefje, dat heeft me de rug toegekeerd
Omdat ik haar 'n avond liet wachten
Ik had me dan ook tegen Bacchus geweerd
Liep zwalkende toch langs de grachten.
Refrein: Ze gaf me...
3.
Mijn vader heeft weer aan m’n zakgeld gesnoeid
Omdat hij losbolligheid vreesde
Ik had 't bij hem dan ook vrees'lijk verknoeid
Toen 'k voor m'n examen sjeesde.
Refrein: Hij gaf me...
4.
Een nette student zal 'k morgen weer zijn
Wit boordje en keurig geschoren
Drink hoogstens des zondags ’n klein glaasje wijn
En gedraag me Weledelgefooren.
Refrein:
Als ik ooit iemand iets zie misdoen
Zal ik houden 'n godvruchtig sermoen,
Maar nu is 't nog steeds vandaag
Voor 't laatst dus 'n stuk in m'n kraag.
Tap maar aan...
naar boven
In de Kalverstraat
In de Kalverstraat staat een pakhuis leeg,
Daar waar Janus woont, en
Weet je wat daar op de deur komt te staan
Hier komt het Leger des Heils vandaan
Komt kindekens komt,
Naar de samenkomst, de samenkomst,
Daar waar Janus woontzijn broek heeft gedaan,
Die mag met de ijzeren pot rondgaan
Alleluja, jutteperen en een bosje radys,
Dat kun je halen
Bij Jan de Kale
Van het Leger des Heils
Ja, ja, ja Janus hij roept u
Voor het leger ja voor het leger,
Ja, ja, ja Janus hij roept u
Voor het leger des Heils
Zeg zatte matroos,
Waar kom jij zo laat vandaan?
Ere zij Uw Naam! (retteketèt )
Ere zij Uw Naam! (retteketèt )
Zeg zatte matroos,
Waar kom jij zo laat vandaan?
Ere zij Uw Naam!
Halleluja, Halleluja
Er is nog redding voor u
Ja, ja, jajaja Janus
hij roept u
Voor het leger des Heils
naar boven
Ja, dat voelen wij ...
Ja, dat voelen wij (bis)
Aan ons hartje (bis)
Ja dat voelen wij (bis)
Aan ons jeugdig hartje
Het is al jarenlang bekend, hoi, hoi
Dat allee wijkt voor 'n student
Het is al jarenlang bekend, hoi, hoi
Dat alles wijkt voor !n student.
En hedde ge meubelen )
En hedde ge huisgerief )bis
Dan kunde ge trouwen mee oe lief )
Et viens ma pouleke, viens ma pouleke, viens ) bis
En appelsienendief, ik heb oe toch zo lief. )
En ik zoue toch zo gère
Een zuivere jonkman zien
En ik hou wel. van zo’n zoenaffaire ) bis
En ik zoue zo gère ….. )
naar boven
Mina
Het was één uur, het was twee uur
Het was midden in de nacht;
Kwam Mina, kwam Mina,
Kwam Mina onverwacht
Uit ‘t Bloemen-, uit ’t Bloemen-
Uit ‘t Bloemendaalse bos,
Met de hele, met de hele,
Met de hele rotzooi los.
Want Mina die houdt niet van waterchocola (4x).
naar boven
Studentenlied:
Studentenjare gaan verby
Die studentenjare gaan verby,
Verby studentenweelde
Nooit keer hul ooit terug vir my
Die tyd, die lieflingsbeelde,
Die koringsmeul wil niet meer maal,
My skulde moet ik zelf betaal.
Of treurigheid op note,
Ik staan op eigen pote. (bis)
Soos mieliepitte spat uiteen
Die oue trouwe vriemde
Ik staan nou moedersiel alleen,
En is maar net bediende.
Ik is ni neer my eie baas.
Ik werk met Paul en Piet en Klaas,
Of treurigheid op note,
Ik staan op eigen pote. (bis)
Maar moe nie gelô al word ons oud,
Ons hart kan nooit verander.
Ons liefde is nog lang nie koud,
Ons staan nog by mekander.
Dus vriende, reik mekaar die hand,
Hernuw die heil'ge vriendskapsband
Gaan dit met stamp en stote,
Nog bly ons op ons pote (bis)
naar boven
Van hupsakee hoei
1.
Van hupsakee, hopsakee hoei!
'n Boerenmeid ree op 'n koei
Van Boekei naar Bakel
't Is wel 'n mirakel
Maar 't is da 'k er mij nie mee moei
Mee moei
Van Boekei naar Bakel
't Is wel 'n mirakel
Maar 't is da'k er mij niet mee moei.
2.
Van hupsakee, hopsakee hoei!
'n Boerenmeid ree op 'n koei
Ze vroeg of ik mee ree,
Maar ik zee, da'k nee zee
Want 't is, da'k zo'n dingen nie doei.
3.
Van hupsakee, hopsakee hoei!
'n Boerenmeid viel van de koei
Ze brak bei haar benen
Had pijn in haar schenen
En jammerde luide, oei! oei!
4.
Van hupsakee, hopsakee hoei!
Ik hielep de meid op haar koei
En ree zo naar Bakel
't Is wel 'n mirakel
Maar 't is da'k zo'n dingen steeds doei. |